Coronakloof
- 23 mei 2022
- Blog/Vlog
- V&VN Algemeen
‘Goedemorgen’ was genoeg. Ze deinsde een meter achteruit. Haar armen zwaaiend voor haar gezicht: ‘Oh nee, ik hoor het al, uit de buurt blijven jij!’ Zeven uur in de ochtend, dienst net begonnen, ik had nog geen slok koffie op. Deze reactie had ik al verwacht, lekker dan. Gisteren de hele dag niets anders gedronken dan gemberthee. Tevergeefs. Mijn stem klonk zo schor dat Bob Dylan er blij mee zou zijn. Mijn collega niet. Zij is héél streng op alles wat met corona te maken heeft. Zij leek de besmette aerosolen al te zien vliegen.
Ik vertelde haar al lang niet meer wat ik in het weekend deed, omdat ik de reactie uit kon tekenen. Maar nu mijn stem me had verraden, moest ik door de zure appel heen bijten.
Coronatijd. Hel. Grote problemen in de zorg: ouderen in verpleeghuizen die eenzaam en alleen stierven, overal tekorten aan personeel, bedden en beschermingsmaterialen, collega’s bij wie het water aan de lippen stond, en ver daarboven, maatregelen en lockdowns. Uit CBS-onderzoek blijkt dat de mentale gezondheid van jongvolwassenen – waar ik mijzelf als 27-jarige toe reken - door de coronacrisis meer onder druk kwam dan alle andere leeftijdsgroepen (Reep en Hupkens, 2021). Angst voerde de boventoon in de samenleving. De spanning was overal voelbaar met ook felle discussies op de werkvloer.
Wat moest ik anders?
Ik werkte zo’n 36 uur per week, naast mijn studie. Wat moest ik anders? De sleur deed me geen goed. Ik woonde alleen en zat thuis te wachten tot mijn volgende dienst begon. Ik zag dat mijn vrienden elkaar opzochten, ongeacht de maatregelen. Ik twijfelde. Plichtsbesef. Ik snakte naar mijn vrienden.
Een biertje drinken, slap ouwehoeren, dansen en urenlang overal – maar meestal nergens – over praten, alle ellende vergeten. Ik bood weerstand tegen dat gevoel, maar na twee maanden capituleerde ik. Om de kans op besmetting zo klein mogelijk te maken, vroeg ik mijn vrienden zelftests te doen als we afspraken, liet ik mezelf om de haverklap testen, waste mijn handen suf, hield, waar mogelijk, afstand op het werk en droeg te allen tijde een mondkapje.
Ik ging op zoek naar manieren om mijn gedachten te verzetten. Na máánden sociale isolatie, is dat zo onverantwoord?
Collega’s, vaak de oudere, vonden het afspreken met vrienden belachelijk. Wat ik wel niet dacht? Of ik ook nadacht over de gevolgen? Egoïstisch en onverantwoord! Een gevaar voor patiënten en collega’s! Ik probeerde het gesprek te voeren, ze te begrijpen. Natuurlijk, regels zijn regels. En het opzoeken van mensen vergroot de kans op besmetting. Maar ik deed er verder toch alles aan om het risico op besmetting te minimaliseren?
Ik denk dat de reacties van mijn collega’s voortkwamen uit angst, wat begrijpelijk is. Er heerste een maatschappelijke angstcultuur: verpleeghuizen werden gesloten, studenten mochten niet meer naar school en de universiteit. De hele samenleving ging op slot. En voor hoelang, vroeg ik mij af?
Natuurlijk hoeven we het niet altijd eens te zijn, als het gesprek maar mogelijk blijft. We hebben elkaar hard nodig.
Ik probeerde mijn standpunten naar voren te brengen. Ik probeerde duidelijk te maken dat het me niet meer lukte om te ontladen, om mijn hoofd leeg te krijgen. Dat ik er alles aan deed om de kans op besmetting zo klein mogelijk te houden. Tevergeefs. Ik woog alle standpunten zorgvuldig af en nam een besluit. Ik ging op zoek naar manieren om mijn gedachten te verzetten, even wat anders dan werk. Na máánden sociale isolatie, is dat zo onverantwoord? Ja inderdaad, het was tegen de regels, maar ik ben in opleiding tot verpleegkundige, niet tot monnik.
Direct op scherp
Ik besprak het met klasgenoten en jonge collega’s, werkzaam binnen alle takken van de gezondheidszorg en kreeg advies: Waarom zou je het zeggen? Ik houd het gewoon voor me, probleem opgelost! Hoe benauwend! Maar ik volgde dat advies. Als een collega me naar mijn weekend vroeg, stond ik direct op scherp. Wie vraagt het? Is het uit interesse of volgt er een terechtwijzing? Alles wat ik zei was zorgvuldig afgewogen. Ik keek wel uit.
Verschillen in zienswijze tussen collega’s zijn er altijd geweest. Ook tussen jongere en oudere. Maar ineens maakte deze verschillen het samenwerken met oudere collega’s lastig. Diezelfde collega’s van wie ik zó veel leer! Terwijl in ons werk juist de verschillen tussen ons de zorg die wij gezamenlijk leveren zo compleet maken. Omdat je in verschil een verrijking zou kunnen zien, in plaats van een aanleiding om elkaar te veroordelen. Natuurlijk hoeven we het niet altijd eens te zijn, als het gesprek maar mogelijk blijft. We hebben elkaar hard nodig.
Jorn Albers, verpleegkundige in opleiding en werkzaam in de GGZ
Word lid en praat mee!
Samen met 105.000 leden maken we ons als beroepsvereniging sterk voor professionalisering van de beroepen verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig specialist. Leden horen, zien en helpen; dat is waar we als V&VN voor staan. Wil jij invloed hebben op hoe jouw beroep zich ontwikkelt? Word lid van V&VN.