Hoe gaat het nu in de verpleeghuizen? ‘Voortaan willen we echt meepraten’
- 19 augustus 2020
- V&VN magazine
- Coronavirus
- V&VN Algemeen
Verzorgende Arieke Pruis en verpleegkundige Trea Atema stonden midden in de storm toen corona het werk in de verpleeghuizen bepaalde. Menselijkheid gaat uiteindelijk boven veiligheid, hebben ze geleerd van het bezoekverbod. Bezoek moet welkom blijven, zeker als er iemand op sterven ligt.
Arieke Pruis (46), verzorgende bij WZU Veluwe en sinds kort lid van de VAR, zag hoe groot de impact van de coronacrisis op de bewoners en hun familie was. Ze werkt op een kleinschalige afdeling met cliënten met dementie. Gelukkig werd niemand van haar afdeling ziek, maar daarvoor moest wel de afdeling op slot: niemand mocht er meer in. “Voor onze cliënten was dat verwarrend. Familieleden die ze niet meer zagen, zwaaien op afstand naar hun partner; dat zijn dingen die moeilijk te begrijpen zijn. Ik zat een keer naast een meneer die zijn zoon belde en hoorde hem zeggen dat hij die dag al drie kwartier had zitten huilen. Door de coronacrisis kon hij zijn vrouw niet meer zien en was daardoor overmand door verdriet. Ik had een mondkapje op en handschoenen aan, dan is troosten moeilijk. Maar ik heb hem wel een knuffel gegeven. Zorg is voor mij verbondenheid, als dat er niet meer is, kan ik mijn werk niet meer doen.”
Trea Atema (52), senior verpleegkundige bij zorginstelling Coloriet en voorzitter van de VVAR, werkte op het hoogtepunt van de crisis op de cohortafdeling. Tijdens een late dienst zat ze aan het bed van een bewoner, een man die die nacht nog zou overlijden. Ze was op dat moment de enige die bij hem mocht zijn en hield zijn hand vast. “Dat voelde voor mij heel dubbel. Het was fijn dat ik hem kon bijstaan, maar ik zat natuurlijk op de plaats van zijn familieleden. Die hadden daar moeten zitten, maar dat kon niet vanwege de coronamaatregelen. Ik had een mondmasker op, handschoenen aan en droeg een wit beschermingspak. Dat was nodig, maar maakte het niet makkelijk. Praten vanachter een masker gaat minder goed en iemand aanraken met een latex handschoen voelt afstandelijk. Die nacht was voor mij een van de moeilijkste momenten van deze crisis.”
De afgelopen maanden noemt Trea intens. Omdat ze op de verpleegafdeling een cliënt had verzorgd die, zo bleek later, corona had, moest ze er rekening mee houden dat ze zelf was besmet. Daarom ging ze op de cohortafdeling werken. “De coronacrisis heeft ons overvallen. Niemand kon voorspellen hoe groot de impact op cliënten en hun familie en het personeel zou zijn.”
Saamhorigheid
De afgelopen maanden hebben Trea en Arieke ervaren hoe het is om onder zware omstandigheden te moeten werken. Als alles anders is en voelt. Als je je aan maatregelen moet houden die niet per se goed werken. Als je anderhalve meter afstand moet houden, maar dat eigenlijk onmogelijk is. Toch is het overheersende gevoel: saamhorigheid. Je gaat tenslotte zo’n crisis met elkaar aan. Trea: “Er was onderling op alle afdelingen een enorme saamhorigheid, maar óók van buitenaf. Er werden bloemen gebracht, appels, brood; het was hartverwarmend.”
Arieke: “Wij trokken als collega’s sterk naar elkaar toe. Wie je ook tegenkwam op de gang, je maakte altijd een praatje. Of dat nu een directe collega was, iemand van de technische dienst of uit de keuken. Het was een check: hoe gaat het met jóu? Maar het was ook belangrijk om even samen te praten zonder veroordeling of beoordeling. Niveaus, labels, dat viel allemaal weg. We zijn nog meer één huis geworden.”
Je kunt maar één keer afscheid nemen
Vier soorten schorten
Terugkijkend kunnen ze de balans nu enigszins opmaken. Wat waren de lessen? Wat kon beter? Tijdens haar werk op de cohortafdeling zag Trea hoe belangrijk hygiënisch werken is en dat zoiets valt of staat met duidelijk maken welke beschermingsmiddelen je wanneer moet inzetten. “We hadden op een gegeven moment vier soorten schorten die allemaal op een andere manier omgedaan moesten worden, dat was verwarrend. Ook verschilde de kwaliteit, sommige schorten gingen al stuk bij het omdoen. Het is fijn dat we nu één schort hebben waarvan iedereen precies weet hoe het werkt.”
Een ander voordeel van de relatieve rust die er nu is, is dat ze beschermingsmiddelen kunnen hamsteren, zodat er voldoende is voor familieleden die een dierbare willen bijstaan. “De beschermingsmaterialen die we hadden, werden door het personeel gebruikt, maar nu hebben we gelukkig een voorraadje liggen. Verder was er tijdens de coronacrisis maar één moment om afscheid te nemen en dat mocht maar met een paar mensen. Daar willen we meer rekening mee gaan houden. Bezoek moet niet het slachtoffer worden van de voorwaarden en maatregelen. Je kunt maar één keer afscheid nemen, dat moet dan op de juiste manier gebeuren.”
Zingeving is belangrijk
De grootste les die Arieke leerde in de afgelopen maanden is hoe belangrijk het welzijn van de bewoners is. Regels zijn er uiteraard om nageleefd te worden, maar toch zou het welzijn van de bewoners boven de dagelijks zorg moeten gaan. “Liever een keer niet douchen, maar wel samen een spelletje spelen. Zingeving is heel belangrijk. Onze bewoners hebben er behoefte aan om aangeraakt te worden: even vastpakken, een hand vasthouden. Dat moeten we blijven doen. Zoals we ook moeten blijven kijken naar eenzaamheid. Onze bewoners willen graag bezoek blijven ontvangen, dan moeten wij kijken hoe we dat kunnen vormgeven.”
Die behoefte aan contact komt overigens ook vanuit de kant van de mantelzorgers. Zij konden niet bij hun partner of familielid zijn, maar wilden wel weten hoe het ging. “We hebben al snel gekeken hoe we het contact met mantelzorgers konden uitbreiden. We merkten dat kleine dingen een verschil kunnen maken. We bouwden bijvoorbeeld een extra contactmoment in, waarin we een leuk verhaaltje met foto’s deelden. Dus niet wat iemand die dag had gegeten en of alle pillen waren ingenomen, maar dat we bijvoorbeeld krulspelden hadden gezet met een voor- en een na-foto erbij, zodat je kon zien dat iemand het naar haar zin had. Dat betekende voor ons extra werk, maar het werd enorm gewaardeerd. Familieleden zaten er echt op te wachten.”
Samen voor één doel
Hun rol in de VVAR vinden ze belangrijk. Helemaal in een tijd als deze, waarin terug wordt geblikt en vooruit wordt gekeken.
Arieke: “Ik kan de werkvloer naar onze managers brengen en laten zien wat daar gebeurt en hoe we sommige dingen anders kunnen doen. We strijden immers samen voor één doel: de beste zorgkwaliteit bieden. Praktijk en beleid moeten goed op elkaar aansluiten. Tijdens de crisis konden we wel iets meer betrokken worden. Daar zitten we nu dan ook bovenop, om echt mee te kunnen praten.”
Voor Trea betekende haar rol niet meedenken op papier, maar meedenken in de praktijk. “Ten tijde van de crisis zag ik bijvoorbeeld al snel dat het handig is om een verpleegkundige in het crisisteam te hebben. Wij hebben de verhalen van de werkvloer, van alle afdelingen. Naar die mogelijkheid wordt nu gekeken. Het is fijn om gehoord te worden, maar dat geldt voor iedereen die op wat voor manier dan ook met deze crisis te maken heeft gehad.”
Bron: V&VN Magazine 3-2020 | Tekst: Saskia Smith | Beeld: Roos Koole
Word lid en praat mee!
Samen met 105.000 leden maken we ons als beroepsvereniging sterk voor professionalisering van de beroepen verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig specialist. Leden horen, zien en helpen; dat is waar we als V&VN voor staan. Wil jij invloed hebben op hoe jouw beroep zich ontwikkelt? Word lid van V&VN.