'Ik werkte vol op m’n adrenaline om maar dóór te kunnen gaan'
- 7 april 2021
- V&VN magazine
- Coronavirus
- V&VN Algemeen
Denise de Kock (45) is verzorgende IG in een verpleeghuis in Amstelveen. In januari leidde ze RIVM-baas Jaap van Dissel rond om hem meer inzicht te geven in het complexe werk van verzorgenden in verpleeghuizen. Corona trof haar afdeling, waar ouderen met dementie wonen, onbarmhartig hard. “Het virus was binnen. Dan is er geen houden meer aan.”
Hoe houd je anderhalve meter afstand van mensen met dementie die zeker in tijden van dreigende virusinfecties veelal in angst en verwarring leven?
“Dat is niet te doen”, zegt Denise de Kock onomwonden. “Als de dag begint, help je mensen met wassen en aankleden, daar begint het al. De gezamenlijke ruimte is ook klein. Deze doelgroep vraagt om een speciale benadering. Sommige mensen die dementie hebben, gaan terug naar hun vroege jeugd. Hoe leg je een jong kind uit dat het afstand moet houden? Lukt je niet. Bewoners hoesten en niezen in je gezicht. Als jij wegduikt, denken zij dat ze iets geks doen.”
“Bij de eerste corona-uitbraak in 2020 stonden familieleden soms buiten te zwaaien. Moeder wil dan naar haar kinderen toe. Moeder voor het raam, terugzwaaien, maar helemaal verward, verdrietig, huilen. Zo zielig! Ze zit dan echt op een aanraking te wachten. Je legt een arm om haar heen en troost haar, ook al moet je volgens de regels afstand houden. Het is dubbel, hè. Ik kan haar aanraken, als zorgverlener. Haar eigen kinderen en kleinkinderen niet. Maar wat moet je dan? Je kunt haar toch niet in haar hemdje laten staan?”
Het zijn dilemma’s waar RIVM-baas Jaap van Dissel begrip voor had, zegt ze. In januari leidde ze hem rond op haar afdeling in verpleeghuis ’t Huis aan de Poel in Amstelveen. Hij werd uitgenodigd naar aanleiding van zijn uitspraken over het opleidingsniveau van verzorgenden in verpleeghuizen.
“Dat bezoek opende wel zijn ogen – hij vond de situatie schrijnend. Ik wilde er blanco ingaan. Ik heb bewust niet teruggekeken naar tv- en mediadingen van vorig jaar. Dat maakte me alleen maar weer boos. De verpleeghuizen stonden zo ongeveer achteraan als het ging om noodzakelijke spullen als beschermende kleding. Per 24 uur kregen we drie setjes beschermende kleding voor één persoon bij een verdenking of besmetting. Dat is echt véél te weinig. Ik herinnerde me wel dat Van Dissel toen had gezegd dat mondkapjes onzin waren. Sommige familieleden van bewoners wilden die dan ook niet dragen, daar hadden wij veel last van. Dat heb ik hem ook verteld.”
Zware weken
De verzorgende IG herinnert zich de verontrustende berichten van het eerste uur van de pandemie nog goed. “Een echtpaar van onze afdeling at graag beneden in het restaurant van het verpleeghuis, dan hadden ze het idee ‘uit eten’ te gaan. Ik dacht toen wel: moeten we ze niet binnenhouden? Het dilemma was: waarom pakken we dat van ze af, terwijl het virus er nog niet is? Van dat echtpaar had zij dementie, en hij was nog goed: een leuke, gezellige man van in de tachtig die zelf nog z’n boodschapjes deed. Hij werd ziek. Veel hoesten. Op een avond kwam de ambulance. Die hadden zoiets van: als we hem nu meenemen, mogen zijn vrouw en zijn familie hem niet meer zien. Laat hem nog maar hier. Dezelfde avond overleed hij. De volgende ochtend kwam de uitslag van zijn coronatest: positief. Hoe was hij besmet geraakt? In het restaurant? In de supermarkt? Door ons? We weten het niet.”
"Maar we hebben een gesloten afdeling, we zitten bij elkaar op een kluitje, en het virus was binnen. Dan is er geen houwen meer aan. Iedereen werd ziek. Van de negentien bewoners overleden uiteindelijk zeven mensen. Vooral de sterkere mensen, dat is het wonderlijke. De meeste patiënten in een rolstoel die gevoerd moeten worden bleven leven. De echtgenote van de man die als eerste besmet was geraakt, overleefde het ook. Met een iPad hebben we samen de uitvaart van haar man bekeken. Mijn collega zat bij haar in een speciaal virusbeschermend ‘maanpak’. Het waren zware weken, hoor. De onmacht... Je kan het proces niet meer tegenhouden – zo frustrerend. Ik werkte vol op m’n adrenaline om maar dóór te kunnen gaan. Toen ik even een paar dagen vrij had, ging het mis.”
Politieagentje spelen
Ook Denise was besmet. “Het begon met hoesten en benauwdheid. Ik dacht al: het zal toch niet...? Daarna klapte ik in elkaar. Hoofdpijn, koorts, smaakverlies. En moe, alleen maar moe. Na tweeënhalve week dacht ik: het gaat wel weer. Maar mijn eerste werkdag hield ik vol tot en met de ochtend. Uiteindelijk ben ik vier weken ziek geweest.”
Soms trekken familieleden een zware wissel op het geduld van de zorgmedewerkers. “Na de eerste versoepelingen mochten mensen buiten een rondje lopen met de bewoners, maar wel op afstand en met een mondkapje. Een zoon ging met zijn moeder op een terrasje zitten. Tja. Moeder moest bij terugkomst direct in quarantaine. Ze voelde zich heel eenzaam en verdrietig. En wij moesten in een toch al hectische tijd speciale zorg aan haar besteden. Er was ook een man die de maatregelen maar niks vond en altijd z’n woordje klaar had. Hij was een zoon van een van onze bewoonsters. Bij sommige collega’s kwam hij over als bedreigend en intimiderend. Een enkele keer komt het met familieleden zelfs tot opstootjes, met stemverheffing en dergelijke. Het zijn uitzonderingen, maar toch. Dat politieagentje spelen met familie maakt ons werk niet makkelijker.”
Door corona ben ik flexibeler geworden
‘Dat virus, hè?’
Ze klopt af. Bij de tweede coronagolf had haar afdeling geen enkel geval van besmetting. De regels zijn dan ook streng. Ook al is anderhalve meter afstand niet mogelijk: het personeel draagt tijdens de zorg altijd een schort, handschoenen en een mondkapje, en bij verdenking van besmetting ook een spatbril.
“Veel bewoners zijn al aan de lockdown gewend. Wij wassen en verzorgen zelf hun haren, maar de kapper komt dan niet. “O ja”, zei een mevrouw laatst. “Dat komt door dat virus, hè?” Ondanks de vergeetachtigheid blijft dat dan toch hangen. Bij sommigen helpt beeldbellen met kinderen ook wel. Daar worden ze rustig van. Bij andere bewoners is het lastig. Ze zien en horen een zoon of dochter, maar die is er eigenlijk niet. Verwarrend, als je niet van deze tijd bent. Zij hadden altijd een telefoon met een draadje.”
Leuke jurk
Het zorgteam op haar afdeling was al die goed en stabiel, zegt ze. Is er in deze donkere periode ook ruimte voor lichtheid, voor een lach? “Natuurlijk wel. Anders houd je het niet vol, dat zal elke collega in de zorg beamen. We hebben dan ook lol met de mensen zelf. Ik weet nog dat ik in zo’n ‘maanpak’ de kamer van een dame binnenkwam. Die zei in ernst dat ik een hele leuke nieuwe jurk aan had. Zo’n opmerking breekt de zwaarte even, hè. Dan kom je even uit die zieke sleur.”
Wat heeft ze geleerd?
“Ik ben flexibeler geworden. Ik doe dit werk al vanaf m’n zeventiende. In de loop der jaren was ik weleens gefrustreerd over werkdruk en onderbezetting, maar na de coronatijd ben ik daar niet meer zo mee bezig. Waar ik mij vroeger druk maakte om twee valpartijen op één avond, denk ik nu: kom maar op. Door al die spanning met corona ben ik dus eigenlijk rustiger en meer ontspannen geworden. Mijn inzet is: mensen met dementie zoveel mogelijk nog een waardig einde geven. Ik hoop dat deze virusellende snel over is. Dat onze mensen gewoon weer hun pasgeboren achterkleinkind mogen zien. En vooral: in hun armen mogen houden.”
Bron: V&VN Magazine 1-2021 | Tekst: Pieter Webeling | Beeld: Frank Ruiter
Word lid en praat mee!
Samen met 105.000 leden maken we ons als beroepsvereniging sterk voor professionalisering van de beroepen verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig specialist. Leden horen, zien en helpen; dat is waar we als V&VN voor staan. Wil jij invloed hebben op hoe jouw beroep zich ontwikkelt? Word lid van V&VN.